pijngrens
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- pijn·grens
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van pijn en grens
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | pijngrens | pijngrenzen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- het punt van waaraf een toenemende prikkel als pijn wordt ervaren
- ‘Mijn vader had een veel lagere pijngrens, emotioneel dan. Hij was schoenmaker, had later ook een schoenwinkel, maar maakte zich veel zorgen als hij weer eens in een machine moest investeren, dat woog zwaar. [1]
Gangbaarheid
- Het woord pijngrens staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "pijngrens" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ de Volkskrant Nathalie Huigsloot25 januari 2019 INTERVIEW JAN MULDER
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be