pijngrens

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pijn·grens
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord pijngrens pijngrenzen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de pijngrensv / m

  1. het punt van waaraf een toenemende prikkel als pijn wordt ervaren
    • ‘Mijn vader had een veel lagere pijngrens, emotioneel dan. Hij was schoenmaker, had later ook een schoenwinkel, maar maakte zich veel zorgen als hij weer eens in een machine moest investeren, dat woog zwaar. [1] 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. de Volkskrant Nathalie Huigsloot25 januari 2019 INTERVIEW JAN MULDER
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be