pietsje

Uit WikiWoordenboek
Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: Pietsje


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • piets·je
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord pietsje pietsjes
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het pietsjeo

  1. (informeel) heel kleine hoeveelheid
    • Een pietsje druk’ was het wel, mailde hij. Maar voor het overige zag Johan Leysen een interview wel zitten. [4] 
    • Meng olie met peterselie, knoflook, een pietsje zout en peper. Snijd het brood doormidden en besmeer de onderste helft met de helft van de kruidenolie. Leg daarop de uien. Verdeel de kaas erover: ik had emmental, oude goudse en blauwe kaas, maar alles kan. [5] 
Synoniemen

Gangbaarheid

71 % van de Nederlanders;
36 % van de Vlamingen.[6]

Verwijzingen