Naar inhoud springen

pielen

Uit WikiWoordenboek
  • pie·len
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
pielen
pielde
gepield
zwak -d volledig
  1. onovergankelijk ingespannen bezig zijn
  2. onovergankelijk snijden of hakken met een bot voorwerp
  3. onovergankelijk onbeholpen bezig zijn
  4. onovergankelijk variant van pijlen

depielenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord piel
94 %van de Nederlanders;
28 %van de Vlamingen.[3]