peuzel
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- peu·zel
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
vervoeging van |
---|
peuzelen |
peuzel
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van peuzelen
- Ik peuzel.
- gebiedende wijs van peuzelen
- Peuzel!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van peuzelen
- Peuzel je?
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord peuzel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.