pester
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- pes·ter
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van pesten met het achtervoegsel -er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | pester | pesters |
verkleinwoord | pestertje | pestertjes |
Zelfstandig naamwoord
de pester m
- iemand die andere mensen treitert , plaagt en pest
- In de tienervariant Before I Fall wordt Sam, het mooiste meisje van de klas en lid van zo’n vals meisjeskwartet dat in highschoolfilms de kantine terroriseert, telkens wakker op de ochtend van haar sterfdag. De vriendinnen bezoeken die avond een huisfeest bij een vroeger speelvriendje op wie Sam nu neerkijkt. Daar komt het tot een aanvaring met hun favoriete pestobject; later volgt een fataal auto-ongeluk. Sam reageert op haar wederopstandingen als Bill Murray in Groundhog Day: beurtelings verbaasd, opgetogen, recalcitrant en gedeprimeerd. Waarna ze haar omgeving – gezin, vrienden, klasgenoten – serieus gaat exploreren. Dat leidt niet tot oorspronkelijke inzichten, maar de puber kan anderszijds ook niet vaak genoeg horen dat treiteren mensen beschadigt en dat pesters vaak zelf gefrustreerd zijn. En al wordt Sams wereld niet bevolkt door personen maar door types, het happy end van Before I Fall is voor Hollywoodbegrippen prijzenswaardig zwaarmoedig.[1]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord pester staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "pester" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ NRC Coen van Zwol 19 april 2017
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be