persoonsvorm
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: persoonsvorm (hulp, bestand)
- IPA: /pɛrˈsoːnsˌfɔrm/
Woordafbreking
- per·soons·vorm
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van persoon en vorm met het invoegsel -s-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | persoonsvorm | persoonsvormen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- (grammatica) vervoegde werkwoordsvorm die in persoon en getal (enkelvoud vs. meervoud) met het onderwerp overeenstemt en in een andere tijd kan worden overgebracht.
Synoniemen
Antoniemen
Vertalingen
1. finiet werkwoord
Gangbaarheid
- Het woord persoonsvorm staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "persoonsvorm" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 12
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Invoegsel -s- in het Nederlands
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Grammatica in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %