persoonsvorm

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • per·soons·vorm
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord persoonsvorm persoonsvormen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de persoonsvormv / m

  1. (grammatica) vervoegde werkwoordsvorm die in persoon en getal (enkelvoud vs. meervoud) met het onderwerp overeenstemt en in een andere tijd kan worden overgebracht.
Synoniemen
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be