persisteerde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- per·sis·teer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
persisteren |
persisteerde
- enkelvoud verleden tijd van persisteren
- Ik persisteerde.
- Jij persisteerde.
- Hij, zij, het persisteerde.
- Ik persisteerde.
vervoeging van |
---|
persisteren |
persisteerde