persisteer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • per·sis·teer

Werkwoord

vervoeging van
persisteren

persisteer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van persisteren
    • Ik persisteer. 
  2. gebiedende wijs van persisteren
    • Persisteer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van persisteren
    • Persisteer je?