permuteert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • per·mu·teert

Werkwoord

vervoeging van
permuteren

permuteert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van permuteren
    • Jij permuteert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van permuteren
    • Hij permuteert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van permuteren
    • Permuteert!