pensionaat
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: pensionaat (hulp, bestand)
Woordafbreking
- pen·si·o·naat
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘kostschool’ voor het eerst aangetroffen in 1796 [1]
- afgeleid van pensioneren met het achtervoegsel -aat
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | pensionaat | pensionaten |
verkleinwoord | pensionaatje | pensionaatjes |
Zelfstandig naamwoord
het pensionaat o
- een kostschool
Gangbaarheid
- Het woord pensionaat staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "pensionaat" herkend door:
83 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "pensionaat" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be