pennenhouder

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

[1] pennenhouder met bijbehorende stalen pennen
Uitspraak
Woordafbreking
  • pen·nen·hou·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord pennenhouder pennenhouders
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de pennenhouderm

  1. stokje waarin men een (kroontjes)pen kan steken om mee te kunnen schrijven
  2. etui of standaard waarin men pennen kan opbergen
    • Hoewel we meestal een zelfgekleide asbak krijgen (terwijl we al jaren niet meer roken) of een lief bedoelde van wc-rollen gemaakte pennenhouder die je stiekem in je la wegfrommelt omdat ’ie zo lelijk is, blijkt dat kinderen meer geld uitgeven aan hun moederdagcadeau dan moeders denken.[2] 
    • Door dit kleurconcept tot in het kleinste detail door te voeren - 'ook de prullenbak en de pennenhouder zijn gecoat'- oogt het interieur rustig. 'Daarbij heeft de coating een mooi ruw oppervlak en een lichte glans, waardoor alles zelfs stylish oogt.'[3] 
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Telegraaf 06 jan. 2016
  3. Volkskrant JEROEN JUNTE 21 oktober 2011
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be