penetreerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pe·ne·treer·de

Werkwoord

vervoeging van
penetreren

penetreerde

  1. enkelvoud verleden tijd van penetreren
    • Ik penetreerde. 
    • Jij penetreerde. 
    • Hij, zij, het penetreerde.