pelser

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  pelser    (hulp, bestand)
• IPA: / ˈpɛlsər / (2 lettergrepen)

Woordafbreking

• pel·ser

Woordherkomst en -opbouw

• [1] cognaat met Engels pilchard en Iers pilséar
• [2] van Middelnederlands pelser, op te vatten als afgeleid van  pels zn  of  pelzen ww  met het achtervoegsel -er

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	pelser	pelsers
verkleinwoord	-	-

Zelfstandig naamwoord

de pelser m

1. (visserij) benaming voor de Europese sardine Sardina pilchardus , gebruikt voor de volgroeide exemplaren

   • De sardijn of pelser heeft de grootte van een kleine haring en wordt veel gevangen langs de kusten van den Atlantischen Oceaan van af de Z.W. punt van Engeland tot de N.W. punt van Spanje. 

2. (beroep) (verouderd) iemand die van bont kleren maakt

   • In 1615 werd bepaald dat vleeshouwers schape- en geitehuiden eerst aan de pelsers moesten aanbieden, en als zij deze niet tegen marktconforme prijzen wilden kopen, dan pas mochten ze deze aan handelaren van buiten de stad verkopen. 

• 
  1. Een pelser.
• 
  2. Twee pelsers.

Synoniemen

• [1] Europese sardine
• [2] bontwerker
• [2] peltier

Gangbaarheid

• Het woord pelser staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "pelser" herkend door:

28 %	van de Nederlanders;
29 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.

Noors

Woordafbreking

• pel·ser

Naar frequentie	41964

Zelfstandig naamwoord

pelser, mv

1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van pels