pelsen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pel·sen
Woordherkomst en -opbouw
  • [bijvoeglijk naamwoord] pels met het achtervoegsel -en
  • [zelfstandig naamwoord] pels met uitgang -en
stellend
onverbogen pelsen
verbogen -

Bijvoeglijk naamwoord

pelsen

  1. (materiaalkunde) gemaakt van bont
    • Zij draait zich huiverend in haar pelsen kleed. [1]

Zelfstandig naamwoord

de pelsenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord pels
Synoniemen

Gangbaarheid

70 % van de Nederlanders;
83 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen


Deens

Woordafbreking
  • pel·sen

Zelfstandig naamwoord

pelsen, g

  1. bepaalde vorm nominatief enkelvoud van pels


Noors

Woordafbreking
  • pel·sen
Naar frequentie 11607

Zelfstandig naamwoord

pelsen, m

  1. bepaalde vorm nominatief enkelvoud van pels


Nynorsk

Woordafbreking
  • pel·sen

Zelfstandig naamwoord

pelsen, m

  1. bepaalde vorm nominatief enkelvoud van pels