pelgrim

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pel·grim
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘bedevaartganger’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord pelgrim pelgrims
verkleinwoord pelgrimmetje
pelgrimpje
pelgrimmetjes
pelgrimpjes

Zelfstandig naamwoord

de pelgrimm

  1. iemand die een bedevaart doet
    • Er trekken heel veel pelgrims naar Mekka. 
     Zo kwam ik bij de vraag: geloof ik in God? Hoewel ik protestant ben opgevoed en mijn hele leven als religieuze pelgrim op zoek naar God van kerk naar kerk zwierf ben ik nooit een grote fan van predikanten geweest.[3]
  2. een slechtvalk
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen