pel af

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pel af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afpellen

pel (...) af

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afpellen
    • Ik pel af. 
  2. gebiedende wijs van afpellen
    • Pel af! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afpellen
    • Pel je af? 

Gangbaarheid