pekinees

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Opmerkingen
  • niet te verwarren met Pekinees een bewoner van Peking
pekinees
Uitspraak
Woordafbreking
  • pe·ki·nees
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘hondensoort’ voor het eerst aangetroffen in 1932 [1]
  • uit het Engels [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord pekinees pekinezen
verkleinwoord pekineesje pekineesjes

Zelfstandig naamwoord

de pekineesm

  1. kleine hond afkomstig uit China (+/- 28 cm hoog als volwassen dier)
    • Geluidsoverlast blijkt de grootste ergernis te zijn. De muziek staat te luid. De pekinees van de buur keft onophoudelijk. Het gezoem van de airco is om knettergek van te worden. Jos van naast de deur begint in zijn tuinhuis te boren als Jozefien haar dutjes doet. Claire van hierboven loopt in haar appartement met planken vloer constant op naaldhakken. En die twee koters van hier recht tegenover schreeuwen een godganse dag. [3] 
    • Al bieden dierenartsen vallen en gratis operaties voor de populatie zwerfhonden en katten aan, deze hondenliefhebbers willen niet dat er in een hond wordt gesneden. Doen ze hun eigen lieveling ook niet aan: zo'n witte pekinees die elke week in een geurend schuimbadje gaat. Of de laatste mode in honden, een gecoiffeerde chocoladekleurige poedel. Deze troetelbeesten worden in speciale hondenjasjes met bijpassende hondenschoentjes gestoken. [4] 
Synoniemen

Gangbaarheid

93 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen