peinzen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pein·zen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
peinzen
peinsde
gepeinsd
zwak -d volledig

Werkwoord

peinzen

  1. inergatief heel diep nadenken
    • Hij zat al de hele middag op de bank te peinzen. 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen