peins

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • peins

Werkwoord

vervoeging van
peinzen

peins

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van peinzen
    • Ik peins. 
  2. gebiedende wijs van peinzen
    • Peins! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van peinzen
    • Peins je? 

Meer informatie