peigerde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- pei·ger·de
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
vervoeging van |
---|
peigeren |
peigerde
- enkelvoud verleden tijd van peigeren
- Ik peigerde.
- Jij peigerde.
- Hij, zij, het peigerde.
- Ik peigerde.
vervoeging van |
---|
peigeren |
peigerde