peggen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • peg·gen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
peggen
pegde
gepegd
zwak -d volledig

Werkwoord

[A] peggen

  1. overgankelijk vastzetten door middel van een peg die een opening opvult
Afgeleide begrippen

Zelfstandig naamwoord

de [A] pegmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord peg
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
peggen
pegde
gepegd
zwak -d volledig

Werkwoord

[B] peggen

  1. overgankelijk (seksualiteit) penetreren van de anus met een voorbinddildo, een vastgebonden dildo of vibrator (door een vrouw bij een sekspartner)

Gangbaarheid

19 % van de Nederlanders;
24 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen