pegel

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

[3] ijspegels
Uitspraak
Woordafbreking
  • pe·gel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord pegel pegels
verkleinwoord pegeltje pegeltjes

Zelfstandig naamwoord

de pegelm

  1. (verouderd) (financieel) gulden, geld in het algemeen
    • In juli 2015 klonken er al vermoedens dat Sabia uit zou zijn op de gevulde bankrekening van haar ex. Een familielid van de voetballer klapte tegen het AD uit de school. "Ik prik er zo doorheen. Ze zijn echt allemaal op één ding uit: de pegels. Raf wilde misschien wel trouwen, maar hij wist ook dat hij moest uitkijken. Ik heb gezegd: leg je niet vast. Uiteindelijk hadden ze andere ideeën over hun toekomst samen." [4]
  2. stalactiet van ijs
    • De meeste slachtoffers van ijspegels in Rusland worden niet gespiest, al komt ook dat voor; een schooljongen uit het stadje Vyksa liep onlangs een gat in zijn gehemelte op toen hij al zuigend op een scherpe pegel zijn balans verloor. [5]
  3. hard schot bij voetballen
    • Ajax monopoliseerde de bal tegen Heracles, maar kwam niet tot erg grote doelkansen. Na 56 minuten was het dan toch raak voor de Amsterdammers toen Bram Castro geen verhaal had op de pegel van Hakim Ziyech. Wie dacht dat Heracles in de touwen lag, kwam bedrogen uit. Want na 65 minuten maakte Paul Gladon de verrassende gelijkmaker. De verrassing werd nog groter toen Brandley Kuwas in de 82e minuut zijn team naar de overwinning schoot, meteen duur puntenverlies dus voor de Nederlandse vicekampioen. [6]
  4. merkteken op de muur van een watermolen, dat het maximum peil aangeeft dat mag opgestuwd worden, om overstromingen stroomopwaarts te vermijden en scheepvaart stroomafwaarts te garanderen.
    • Deze pegel was een peilmerk, door de overheid aangebracht, dat de hoogst toegelaten waterstand aangaf die door het stuwen teweeg gebracht mocht worden. [7]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
81 % van de Vlamingen.[8]

Meer informatie

Verwijzingen