pectoraal
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- pec·to·raal
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘borst-’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1689 [1]
- afgeleid van het Franse pectoral (met het achtervoegsel -aal) [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | pectoraal | pectoralen |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
- (medisch) geneesmiddel tegen borstziekten
- borstplaat, (iets dat voor de borst gedragen wordt)
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | pectoraal | pectoraler | pectoraalst |
verbogen | pectorale | pectoralere | pectoraalste |
partitief | pectoraals | pectoralers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
pectoraal [5]
- de borst betreffend
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord pectoraal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "pectoraal" herkend door:
76 % | van de Nederlanders; |
84 % | van de Vlamingen.[6] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "pectoraal" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Wiktionnaire
- ↑ pectoraal op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Achtervoegsel -aal in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Medisch in het Nederlands
- Bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 76 %
- Prevalentie Vlaanderen 84 %