pats
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- pats
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘tussenwerpsel: nabootsing van geluid’ voor het eerst aangetroffen in 1840 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | pats | patsen |
verkleinwoord | patsje | patsjes |
Zelfstandig naamwoord
- klap
- geluid van een klap
Afgeleide begrippen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
patsen |
pats
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van patsen
- Ik pats.
- gebiedende wijs van patsen
- Pats!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van patsen
- Pats je?
Gangbaarheid
- Het woord pats staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "pats" herkend door:
88 % | van de Nederlanders; |
78 % | van de Vlamingen.[5] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "pats" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ pats op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Lets
Voornaamwoord
pats
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 4
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 88 %
- Prevalentie Vlaanderen 78 %
- Woorden in het Lets
- Voornaamwoord in het Lets