Naar inhoud springen

patere

Uit WikiWoordenboek
stamtijd
infinitief 1e pers. enk.
ind. praes. act.
1e pers. enk.
ind. perf. act.
supinum
patēre pateō patuī
tweede vervoeging volledig

patēre

  1. actief infinitief praesens van patere
  2. onovergankelijk open/toegankelijk zijn, openstaan
  3. onovergankelijk duidelijk/evident zijn
vervoeging van
patī

patēre

  1. deponens passief imperatief praesens, tweede persoon enkelvoud van patī