paté

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pa·té
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘vleespastei’ voor het eerst aangetroffen in 1929 [1]
  • Van het Franse pâté.
enkelvoud meervoud
naamwoord paté patés
verkleinwoord pateetje pateetjes

Zelfstandig naamwoord

de patém

  1. (voeding) stevig, maar smeerbaar mengsel van fijngemalen vlees
    • 's Avonds op de bank genieten we van een wijntje en toastjes met paté. 
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen