passivum
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- pas·si·vum
Woordherkomst en -opbouw
- uit het Latijn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | passivum | passiva |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het passivum o
- (taalkunde) de lijdende vorm van een werkwoord
- het inactief iets ondergaan en aanvaarden
- ▸ Daarom is het volgens de auteurs een actuele vraag waar geloven houvast vindt. „Is er alleen het passivum van het door Christus gegrepen zijn, of is er ook een activum, een zichzelf kunnen vastgrijpen in de door God gegeven werkelijkheid?”[2]
Gangbaarheid
- Het woord passivum staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "passivum" herkend door:
59 % | van de Nederlanders; |
66 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ passivum op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron “„Zoek geen ankerplaatsen in de kerk”” (23-05-2015), Reformatorisch Dagblad
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be