passagierden
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- pas·sa·gier·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
passagieren |
passagierden
- meervoud verleden tijd van passagieren
- Wij passagierden.
- Jullie passagierden.
- Zij passagierden.
- Wij passagierden.
vervoeging van |
---|
passagieren |
passagierden