pasgeborene

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Baby van elf dagen oud
Uitspraak
Woordafbreking
  • pas·ge·bo·re·ne
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord pasgeborene pasgeborenen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

pasgeborene v/m [1]

  1. baby jonger dan 30 dagen oud
    • In het verhaal Op zijn doodsbed, met je hand in de zijne, verzoekt de vader van de aanstormende experimentele toneelschrijver je om een gunst. Het is een (te) lange uitbarsting van walging die de spreker, als de vader zijn einde voelt naderen, jegens zijn zoon voelt die hem in het ziekenhuis opzoekt. Hij veracht hem al vanaf het moment van zijn geboorte, hoe hij het lichaam van zijn moeder (‘mijn meisje’) mismaakte. ‘De incontinentie. Het braaksel. Die lucht alleen al. Het misbaar. De gederfde slaap. De zelfzucht, de ontstellende zelfzucht van de pasgeborene. [...] De krankzinnige prijs van plastic troep in pastelkleurtjes. De cloacale stank van de kinderkamer. De eindeloze stroom wasgoed.’ En dat gaat bijna dertig pagina’s door, waardoor Wallace succesvol een man schetst die afgrijselijker is dan de personen uit zijn titelverhalen.” [2] 
Synoniemen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Jan Donkers 26 januari 2017
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be