parttimer
Uiterlijk
- part·ti·mer
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | parttimer | parttimers |
verkleinwoord | - | - |
de parttimer m
- iemand die minder dan een voltijds aanstelling heeft
- Ook krijgt de VVD nu twee voltijd-gedeputeerden in plaats van een voltijder en een parttimer. [1]
- Het woord parttimer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "parttimer" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ De Telegraaf 08 nov. 2012 Nieuw college Limburg zonder Van Rey
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be