parttimebasis

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • part·time·ba·sis
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord parttimebasis
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de parttimebasisv

  1. (economie) met een aanstelling die kleiner is dan een fulltime aanstelling
     Delahaije verricht zijn activiteiten samen met Adrie Berk in het zogenoemde high performance programma van de NTB op parttimebasis. Daarnaast is hij als trainer verbonden aan wielerploeg LottoNL-Jumbo.[1]
     “Mijn job heeft zoveel aspecten, geen dag is hetzelfde”, opent Delphine Cras (28). Na haar bacheloropleiding Medische Beeldvorming startte ze op parttimebasis op de radiologieafdeling.[2]
Synoniemen
Verwante begrippen
Antoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink Weblink bron “Delahaije verlengt bij triatlonbond” (19-01-2017), Tubantia
  2. Bronlink Weblink bron
    bv
    “Ziekenhuizen kunnen niet zonder ondersteunende jobs” (31/03/2017), De Standaard