partneroefening
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- part·ner·oe·fe·ning
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van partner en oefening
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | partneroefening | partneroefeningen |
verkleinwoord | partneroefeningetje | partneroefeningetjes |
Zelfstandig naamwoord
de partneroefening v
- (sport)oefening die je samen met iemand anders uitvoert
- De partneroefening is een van de dingen die ik haat op kampen, workshops en cursussen.
Gangbaarheid
- Het woord 'partneroefening' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.