partikel

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • par·ti·kel
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘deeltje’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1339 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord partikel partikels
verkleinwoord partikeltje partikeltjes

Zelfstandig naamwoord

het partikelo

  1. klein deeltje
  2. (grammatica) een klein onverbogen woord waarmee een bepaalde grammaticale categorie wordt aangeduid.
Vertalingen

Gangbaarheid

70 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen