participium
Uiterlijk
- Geluid: participium (hulp, bestand)
- par·ti·ci·pi·um
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘deelwoord’ voor het eerst aangetroffen in 1633 [1]
- van het Latijnse 'participium' (een gedeelte, deelwoord) [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | participium | participia participiums |
verkleinwoord | participiumpje | participiumpjes |
het participium o
- Het woord participium staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "participium" herkend door:
58 % | van de Nederlanders; |
72 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "participium" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ participium op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
participium o
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | participium | participia |
genitief | participiī | participiōrum |
datief | participiō | participiīs |
accusatief | participium | participia |
vocatief | participium | participia |
ablatief | participiō | participiīs |
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 11
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Taalkunde in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 58 %
- Prevalentie Vlaanderen 72 %
- Woorden in het Latijn
- Zelfstandig naamwoord in het Latijn