parodieert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pa·ro·di·eert

Werkwoord

vervoeging van
parodiëren

parodieert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van parodiëren
    • Jij parodieert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van parodiëren
    • Hij parodieert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van parodiëren
    • Parodieert!