parodieerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pa·ro·di·eer·de

Werkwoord

vervoeging van
parodiëren

parodieerde

  1. enkelvoud verleden tijd van parodiëren
    • Ik parodieerde. 
    • Jij parodieerde. 
    • Hij, zij, het parodieerde.