parodieerde
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: parodieerde (hulp, bestand)
Woordafbreking
- pa·ro·di·eer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
parodiëren |
parodieerde
- enkelvoud verleden tijd van parodiëren
- Ik parodieerde.
- Jij parodieerde.
- Hij, zij, het parodieerde.
- Ik parodieerde.