parkzone

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

parkzone
Uitspraak
Woordafbreking
  • park·zo·ne
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord parkzone parkzones
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de parkzonev / m

  1. deel van een wijk of stad die is ingericht als groenvoorziening
    • De herinrichting van woonwijk De Blokken gaat dit najaar een volgende fase in. Bewoners wordt gevraagd mee te denken over de invulling van de parkzone, die bestaat uit het huidige Blokkenpark en hertenkampje. [1] 
    • Er komt één riool voor het afvalwater en één voor het regenwater. Het hemelwater dat terecht komt aan de voorkant van de woningen en op wegen, voetpaden en parkeerplaatsen wordt straks afgekoppeld. Het komt dan in een apart riool terecht dat het naar de wadi in het Blokkenpark vervoert, waar het uiteindelijk in de parkzone in de bodem wordt geïnfiltreerd. [2] 
    • Een jury beoordeelt de inzendingen op gebruik, ruimte en duurzaamheid. De winnaar wordt op 6 oktober bekend gemaakt. De andere genomineerden zijn het Stationsplein in Arnhem, de Markt in Ommen, het centrum van Best, de wijk Kerckenbosch in Zeist, de parkzone Vislijn in Velsen, een schoolplein in Velp, het Stationsplein in Rotterdam en het Tramplein in Purmerend. [3] 
Synoniemen

Gangbaarheid

75 % van de Nederlanders;
89 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen