parkeertijd

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • par·keer·tijd
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord parkeertijd parkeertijden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de parkeertijdm

  1. de tijdsduur dat men ergens de auto heeft geparkeerd
     Mensen die gisteravond hun auto in de parkeergarage op Schiphol moesten laten staan, krijgen het parkeergeld terug. Een deel van de luchthaven werd rond 21.30 uur ontruimd. Pas rond 01.40 uur werd alles weer vrijgegeven. In de tussentijd konden mensen niet naar hun auto, maar de parkeertijd tikte wel door.[1]
     De ANWB zegt dat "het klopt wat de rechter doet", maar hoe dat in de praktijk voelt, is volgens een woordvoerder een andere zaak. "Volgens de belastingwetgeving moet je betalen voor het parkeren, maar als er nog veel tijd over is op je kaartje voelt dat niet goed." De ANWB wil dan ook dat er zo snel mogelijk wordt overgegaan op een systeem van betalen voor de daadwerkelijke parkeertijd.[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 17 november 2022 Weblink bron “Marechaussee verscheurt boetes Schiphol en geëvacueerden krijgen parkeergeld terug” (Woensdag 13 april 2016, 12:45), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 17 november 2022 Weblink bron “Boete voor overnemen nog geldig parkeerkaartje” (Vrijdag 20 maart 2015, 12:53), NOS