pariteit
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- pa·ri·teit
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘gelijkheid’ voor het eerst aangetroffen in 1669 [1]
- Afgeleid van Grieks pares (gelijk aan) met het achtervoegsel -iteit
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | pariteit | pariteiten |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de pariteit v
- gelijkheid
- (wiskunde) de rest van een natuurlijk getal bij deling door twee
- In de informatica wordt de pariteit van een digitale code soms berekend en opgeslagen in een extra z.g. pariteitsbit voor controle op de integriteit van de gegevens.
- (natuurkunde) het symmetriegedrag wanneer de coördinaten x,y,z geïnverteerd worden naar -x,-y,-z
- Een pion heeft een negatieve pariteit.
- (biologie) het aantal malen dat een vrouw or vrouwtjesdier nageslacht heeft voortgebracht
- (juridisch) gelijkgerechtigdheid
- (economie) de vaste waardeverhouding van een munteenheid ten opzichte van andere valuta
- (economie) overeenstemming van de koerswaarde van effecten met hun nominale waarde
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord pariteit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "pariteit" herkend door:
60 % | van de Nederlanders; |
81 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Achtervoegsel -iteit in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Wiskunde in het Nederlands
- Natuurkunde in het Nederlands
- Biologie in het Nederlands
- Juridisch in het Nederlands
- Economie in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 60 %
- Prevalentie Vlaanderen 81 %