pardoes
Uiterlijk
- par·does
- Leenwoord uit het Nederduits, in de betekenis van ‘bijwoord van tijd: opeens’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1669 [1]
pardoes
- zonder omwegen,[2] ineens, plotseling
- Wie, zonder zich te roeren, zit daar zoo stil te loeren?
— O wee, 't is onze poes! —
» Och, duifjen, och, pas op!
Ze grijpt je bij den krop....
En, pardoes!
Hapt ze je op." [3]
- Wie, zonder zich te roeren, zit daar zoo stil te loeren?
- Het woord pardoes staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "pardoes" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "pardoes" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Navorscher, deel 7, p. 161. Uitgegeven door J.C. Loman, Jr. in 1875. Dit werk bevindt zich in het publiek domein.
- ↑ Onze poes, uit Prettige deuntjes en liedjes van J.J.A. Goeverneur. Uitgegeven door Wolters in 1856. Dit werk bevindt zich in het publiek domein.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be