Naar inhoud springen

pardoes

Uit WikiWoordenboek
  • par·does
  • Leenwoord uit het Nederduits, in de betekenis van ‘bijwoord van tijd: opeens’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1669 [1]

pardoes

  1. zonder omwegen,[2] ineens, plotseling
    • Wie, zonder zich te roeren, zit daar zoo stil te loeren?
      — O wee, 't is onze poes! —
      » Och, duifjen, och, pas op!
      Ze grijpt je bij den krop....
      En, pardoes!
      Hapt ze je op."
       [3]
99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[4]
  1. "pardoes" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2. Navorscher, deel 7, p. 161. Uitgegeven door J.C. Loman, Jr. in 1875. Dit werk bevindt zich in het publiek domein.
  3. Onze poes, uit Prettige deuntjes en liedjes van J.J.A.
    Goeverneur
    . Uitgegeven door Wolters in 1856. Dit werk bevindt zich in het publiek domein.
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be