parasiteren

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pa·ra·si·te·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
parasiteren
parasiteerde
geparasiteerd
zwak -d volledig

Werkwoord

parasiteren

  1. zich ten koste van een ander organisme in stand houden
  2. (figuurlijk) gebruik maken van anderen zonder daar iets voor terug te doen
     'Wat voor lul-de-behanger denkt die Becker wel dat hij is!' tierde Benson. 'Dertig miljard eist die lintjesknipper, die juridische bloedzuiger... parasiteren op andermans zuurverdiende centen, dat is het enige wat die klote letseladvocaten kunnen!' tierde Benson.[1]
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

95 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink Weblink bron “Het Petronius mysterie” (2012), A.W. Bruna Uitgevers op Wikipedia, ISBN 9789044961690, p. 72
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be