paralyseren

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  paralyseren    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• pa·ra·ly·se·ren

Woordherkomst en -opbouw

• afgeleid van het Franse paralyser (en daarvoor van het Griekse 'luein' (losmaken) met het voorvoegsel para-) met het achtervoegsel -eren

stamtijd
onbepaalde wijs	verleden tijd	voltooid deelwoord
paralyseren	paralyseerde	geparalyseerd
zwak -d	volledig

Werkwoord

paralyseren

1. overgankelijk verlammen

Verwante begrippen

• paralysering, paralyse, paralysie, paralytisch

Vertalingen

    1.   

Frans: paralyser (fr)

Spaans: paralizar (es)

Gangbaarheid

• Het woord paralyseren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.