papenvreter

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pa·pen·vre·ter
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord papenvreter papenvreters
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de papenvreterm

  1. iemand die papen zo haat dat hij ze wel op kan vreten, een antipapist, papenhater
    • Papenvreters zijn er vaak van overtuigd dat de Rooms-Katholieke Kerk een door en door corrupte organisatie was en is. 

Gangbaarheid

59 % van de Nederlanders;
56 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen