panache
- pa·na·che
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | panache | panaches |
verkleinwoord | - | - |
- vederbos, voor op een helm of ander hoofddeksel, ook als sieraad
- (figuurlijk) bravoure, zwier
- Het woord panache staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "panache" herkend door:
70 % | van de Nederlanders; |
85 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ panache op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- van Italiaans pennacchio
panache m
- vederbos, voor op een helm of ander hoofddeksel, ook als sieraad
- (figuurlijk) met bravoure, met zwier
- (spreektaal) sneeuwwitje, shandy (limonade met bier) [1]
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 7
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 3 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Figuurlijk in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 70 %
- Prevalentie Vlaanderen 85 %
- Woorden in het Frans
- Woorden in het Frans van lengte 7
- Woorden in het Frans met audioweergave
- Woorden in het Frans met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Frans
- Figuurlijk in het Frans
- Spreektaal in het Frans