pallieter

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pal·lie·ter
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord pallieter pallieters
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de pallieterm

  1. iemand die probeert zoveel mogelijk vreugde te beleven
    • Koga laat veel onderdelen naar eigen kwaliteitseisen ontwerpen. Ik ben geen zwoeger maar een pallieter. Het mooie is dat een buitenstaander op het eerste gezicht niet ziet dat ik ‘elektrisch’ ga. [1] 
    • Op weg naar de start in Millau kwam Eric Vanderaerden aanlopen, een telefoon aan zijn oor, zijn gezicht geplooid. We knikten beleefd, als heren. Direct dacht ik aan vroeger, toen alles anders was en Vanderaerden nog ‘ne pallieter van een Vlaamse coureur’. Hij kon zich misdragen als de betere rockster. Hij had zijn beste dagen bij Panasonic, onder Peter Post en daarna bij Buckler en WordPerfect, onder Jan Raas. Hem te beteugelen, het was ondoenlijk. [2] 
Synoniemen

Gangbaarheid

48 % van de Nederlanders;
89 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. NRC Peter Winnen 27 maart 2008 Kloeke injectie in de benen
  2. HP de Tijd Jeroen Wielaert 23 juli 2018 Ouderwets Tourwatchen voor beginners
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be