palingfuik

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

een stapsgewijs nauwer wordend net waarmee men paling kan vangen
Uitspraak
Woordafbreking
  • pa·ling·fuik
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord palingfuik palingfuiken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de palingfuikv / m

  1. een stapsgewijs nauwer wordend net waarmee men paling kan vangen
    • Beroepsvissers die in de Nieuwkoopse Plassen vissen op paling, gaan de openingen van hun fuiken verkleinen om te voorkomen dat ze een otter vangen. Begin deze maand is vastgesteld dat de otter na bijna 40 jaar is teruggekeerd in het natuurgebied in het Groene Hart, maar het dier zou verdrinken als hij in een palingfuik zwemt. [1] 
    • Uit een viswater in Winterswijk is zaterdag een palingfuik van 13 meter lengte gehaald. De fuik is in beslag genomen, meldt wijkagent Willem Saris op Twitter. [2] 
Synoniemen
Hyperoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

94 % van de Nederlanders;
72 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Reformatorisch Dagblad 24-01-2014 Palingfuik afgesloten voor otter
  2. de Tubantia 25-05-15, Wijkagent neemt palingfuik van 13 meter in beslag
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be