palataal

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pa·la·taal
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘gehemelte-’ voor het eerst aangetroffen in 1865 [1]
  • van het Latijnse 'palatum' (gehemelte) met het achtervoegsel -aal [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord palataal palatalen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de palataalv / m [3]

  1. letter die gevormd wordt door articulatie tegen het harde verhemelte, de 'o' en de 'n'
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen palataal palataler palataalst
verbogen palatale palatalere palataalste
partitief palataals palatalers -

Bijvoeglijk naamwoord

palataal [4]

  1. gevormd door articulatie tegen het harde verhemelte
Vertalingen

Gangbaarheid

25 % van de Nederlanders;
33 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen