pakster
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- pak·ster
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van pakken met het achtervoegsel -ster
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | pakster | paksters |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- vrouw die goed is in het inpakken van een koffer e.d.
- I Am Packed toont ook waar de mensen naartoe reizen en welk beroep ze uitoefenen. De Belgische modeliefhebster Cecile die naar Parijs gaat bijvoorbeeld, heeft de inhoud van haar koffer op de site geplaatst. Dat is bijzonder handig als je zelf een fashionista bent die een citytrip wil boeken naar de Franse hoofdstad. Ben je van nature een goede pakster, dan kan je jouw eigen foto op de site plaatsen om anderen te inspireren. [2]
- (beroep) vrouw die gekochte voorwerpen inpakt in een winkel
Synoniemen
- [2] inpakster
Gangbaarheid
- Het woord 'pakster' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "pakster" herkend door:
78 % | van de Nederlanders; |
75 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ De Standaard 29/02/2012 door vwh Praktisch pakken: een fluitje van een cent
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be