pakker

Uit WikiWoordenboek
Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: Packer


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pak·ker
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord pakker pakkers
verkleinwoord pakkertje pakkertjes

Zelfstandig naamwoord

de pakkerm

  1. (beroep) inpakker
  2. omhelzing
    • Geef oma eens een pakkertje 
Hyponiemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

93 % van de Nederlanders;
84 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen


Deens

Woordafbreking
  • pak·ker

Zelfstandig naamwoord

pakker, mv

  1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van pakke


Noors

Woordafbreking
  • pak·ker
Naar frequentie 3215

Zelfstandig naamwoord

pakker, mv

  1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van pakke