pakgoed

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pak·goed
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord pakgoed
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

pakgoed o [1]

  1. verpakkingsmaterialen
    • Profijtelijk pakgoed: De jute zakken waar LC Packaging in de jaren twintig mee begon, maakten langzaam maar zeker plaats voor vooral kunststof. Daar worden tientallen kilo´s groenten en fruit in vervoerd. Ook zand en bestandddelen voor medicijnen gaan in de bulkverpakkingen van dit familiebedrijf de wereld over. [2] 
  2. goederen die men verpakt vervoert
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

77 % van de Nederlanders;
80 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen